cv werk teksten actueel
Scroll straks naar beneden voor de tekst >
Daan Roosegaarde: Maakt de wereld beter - 2015
Daan Roosegaarde conquiert l'avenir avec de la techno-poésie-2015
Op Steenworp Afstand - 2013
Archipel: De Kunstcollectie van Margreet Bouman en Ronald Ruseler - 2012
Een concert voor Paardenstaart, twee Ogen en een Spier - 2012
Parlons ensemble, interview met Hans van Houwelingen - 2011
La valeur de l’anormalité, interview met Hans Looijen - 2011
Me protéger de la honte, interview met Cees Krijnen - 2010

L’art de l’intimité, l’intimité comme art - interview met Ger van Elk, 2008

La Ville des Esclaves, interview met Joep van Lieshout - 2008
Et oui elle tourne, interview met John Körmeling - 2008
Documenta 12: Moderniteit?, Leven! en Educatie - 2007
Architecture Liquide, interview met Lars Spuybroek - 2006
Mer en mer .... Zee in zee, water in water - 2006
Schilderen met stenen, houtblokken en zwarte inkt, over Herman Geerdink - 2005
Over het einde van de kunst en de toekomst van de Vishal - 2004
De Esthetica van de Non-Schoonheid, over Gé-Karel van der Sterren - 2004
Op reis naar het einde van de wereld - 1998
In het Frans Halsmuseum - 1996
Interview met Steven Kwint - 1969

De Esthetica van de Non-Schoonheid
òf
Over een schilderij voor de Aula van het Vellesan College van Gé-Karel van der Sterren...‘Zonder Titel’ - 2004.

- De Plaats

In een zin die beschouwd wordt als de beste openingszin van de Nederlandse literatuur heeft de schrijver Nescio de Sarphatistraat omschreven als de mooiste plek van Europa.
Wat ècht een mooie plek is daar valt over te twisten, maar met Nescio in gedachten zou je kunnen speculeren over de lelijkste straat van Nederland. Het moet meteen maar gezegd worden.
De Lange Nieuwstraat in IJmuiden gooit hoge ogen. Eigenlijk is het eerder een mislukte straat, want hij begint niet en hij eindigt evenmin. De straat kent alleen vluchtwegen. Naar het westen waaiert hij uit in een vormeloze open ruimte. Gaat men oostwaarts dan stopt hij abrupt bij het Plein 40-45, waar ook alle verkeer stokt.

De mislukking van het planologisch ontwerp schuilt niet alleen in de schrale architectuur en de schaal; het beeld wordt tevens bepaald door de ‘lange’ schaduw aan de zuidzijde, waardoor de winkels aan de overkant geen enkele kans krijgen, ook al liggen ze aan de zonkant.
De winkeliers hebben nog geprobeerd om de promenade een vriendelijk karakter te geven door er polyester dieren op te plaatsen, doch deze slecht uitgevoerde ‘kunstwerken’ maken de troosteloosheid alleen maar erger. Die objecten zijn overigens hèt voorbeeld van een verkeerd idee over de functie van kunst in de openbare ruimte. Ze hebben geen vorm en ontberen iedere maat. De beste kwalificatie die je er aan kunt geven is ‘opleuken’ en het zou verplicht in een standaardwerk opgenomen moeten worden als voorbeeld waarom zoiets ècht niet kan. Kortom, het is van een hopeloosheid waar geen moedertjelief iets aan lijkt te kunnen helpen.

Voor de IJmuidenaars is IJmuiden gewoon hun IJmuiden. Voor de buitenstaander met een onbevooroordeelde blik is het een bezoek aan een exotisch oord. Echte Schoonheid zal haar gezicht er niet branden en tòch biedt deze plaats iets heel bijzonders.
Omgeven door veel Randstad ligt de enclave lekker in de zon of waait, op andere momenten, guur weg. Een ongewone kustplaats waar wonen, werk, school, haven, industrie en niet te vergeten de invloed van de natuur achteloos hand in hand gaan. De Hoogovens aan de overkant van het kanaal zijn onderdeel geworden van dit heimelijk verbond.
Het door Simon Vestdijk zo mooi gevonden woord ‘halfland’lijkheid’ vindt hier zijn betekenis.

Als we met deze wijsheid de Lange Nieuwstraat opnieuw doorfietsen, langs het Noordzeekanaal via de sluizen bij de haven aankomen en aan het strand over de zee uitkijken, dan beseffen we dat lelijkheid overgaat in bevrijdend genot.

IJmuiden heeft door zijn binding met de zee vele, bijzondere bouwkundige objecten. De sluizen, de haven met de fabrieken en loodsen, de bunkers in de duinen, de Marina met de pier en aan de overkant van het kanaal, windmolens met de onvermijdelijke Hoogovens.
Een ècht architectonisch monument is het hoofdgebouw van het Vellesan College in de Briniostraat. Het behoort in zijn zuiverheid tot de beroemde stijl van de Amsterdamse School en is in 1925 ontworpen door C.L.M. Robbers, architect te Haarlem.
Na een grondige verbouwing van de school is er een gesprek geweest waarom en hoe er kunst toegevoegd kan worden aan de opgeknapte aula van het Vellesan College.
De keuze om voor deze aula een schilderij te maken is gevallen op de Amsterdamse schilder Gé-Karel van der Sterren.

- Het Gelukkige Schilderij

Van der Sterren is een belangrijk kunstenaar. Met Gijs Frieling, Ronald Ophuis, Koen Ebeling-Koning, Koen Vermeule en Bas Meerman vertegenwoordigt hij een nieuwe generatie van invloedrijke schilders.
In deze tijd van postmodernisme, waarin het vooruitgangsgeloof ter discussie staat, geven zij schilderkunstig hun visie weer door goed om zich heen te kijken. Met open blik nemen zij de wereld opnieuw waar. Op veelal narratieve manier doen zij beeldend verslag van hun bevindingen.

Van der Sterren is van deze kunstenaars de meest absurdistische. Midden jaren 90 verraste hij de kunstwereld met barokke anamorfoses, heftig van kleur en expressie, uitdagend van vorm en voorstelling. Door die serie wordt zijn werk wel in verband gebracht met de stijl van de klassieke Barok of het Rococo. Dit komt omdat hij zich, zoals hij dat zelf zegt, afvraagt wat ‘mooi’ is en hoe of waarom een schilderij gemaakt moet worden. Hij bedient zich daarom soms van stijlvormen uit het verleden waar dit esthetische vraagstuk ook een rol speelde. Als tekens van een tijd.
Zijn werk lijkt bij oppervlakkige beschouwing uit elkaar te vallen in tegenstrijdige schilderkunstige methoden. De behandeling van de verf is intelligent.
Dunne, dikke, transparante en dekkende verflagen, gestreken of gedroogde plassen verf vormen een paradoxale en toch logische eenheid.
Hij wil in zijn manier van werken niet ‘universeel of objectief’ zijn. Met deze stellingname zet hij zich af tegen de 20e eeuwse opvattingen van modernistische conventies in de schilderkunst. Hij wil ons zodoende opnieuw laten kijken en ons tevens confronteren met beelden uit de werkelijkheid. Daarom zijn de onderwerpen tijdgebonden en ontleend aan onze wereld.

Omdat de beeldtaal niet ‘universeel’ of ‘objectief’ is, gaat het de andere kant op. Er wordt een esthetische spanning opgeroepen tussen kunnen en niet kunnen. Een schilderkunstig balanceren tussen goed en slecht. Hier gaat de benadering van van der Sterren in rechte lijn door met de aanzet tot ‘uitvindingen en ontdekkingen’ die de Nederlandse schilders Reinier Lucassen en René Daniels decennia eerder deden.

De schilder zoekt in zijn werk meteen contact met de kijker, want de voorstelling is altijd herkenbaar. In één oogopslag zien wij een duidelijk plaatje en wordt er een wereld voorgetoverd die echt lijkt en het toch ook weer niet is. Zo wordt er, naast de historische verwijzingen, gebruik gemaakt van kitschelementen of cartoonistische canons uit de huidige Popcultuur.
Wij raken echter onzeker vanwege de paradox in het schilderen en worden daardoor meteen weer op afstand gezet. De schilder wil ons ‘opnieuw’ te laten kijken en zichzelf de ruimte geven ‘opnieuw’ te schilderen, zonder platgetreden paden te bewandelen.
Slechte esthetiek is bekend en herhaalt zich sleets. Goede esthetiek levert nieuwe schoonheid op. Zodoende wordt de schilderkunst iedere keer weer opnieuw voor ons uitgevonden en dat is wat de schilder voor ogen staat.

Het schilderij dat hier besproken wordt heet ‘Zonder Titel’. Het formaat is 300 x 240 cm. Wij zien op de voorgrond een strand met diverse figuren. Een strandhuisje tussen de duinen domineert de middenpartij met achter die duinenrij de Hoogovens, in grijze kleuren. Voor de figuren op het schilderij hebben leerlingen van het Vellesan College geposeerd. Zij komen bijeen op het strand en lummelen bij het strandhuisje. De Hoogovens, met erboven een woeste lucht, begrenzen deze vreedzame oase.
Er lijkt een zekere dreiging van de voorstelling uit te gaan. Dit staat in contrast met de onbevangen activiteiten op het strand. Onschuld en dreiging, realiteit en fantasie, schoonheid en non-schoonheid gaan hier een kleurrijke symbiose aan.

De kunsthistoricus Henk van Os omschreef het werk van Paul Gauguin in een televisieuitzending als ‘Een Gelukkige Schilderkunst’, omdat Gauguin’s schilderijen hedentendage, na al die jaren, nog steeds helder en authentiek zijn. Nog steeds nieuw, ondanks hun dramatische en moeizame ontstaansgeschiedenis.
Gé-Karel van der Sterren gaat in zijn schilderkunst net zo persoonlijk en intuïtief ‘over de top’. Met het barok-absurdistische karakter in zijn werk legt hij als het ware via een vergrootglas onze leefwereld bloot.
Die onnatuurlijke natuurlijkheid maakt zijn werk vanwege het eigenwijze karakter juist zo goed. Daardoor is hij een polemisch schilder, die met deze stellingname school gemaakt heeft. Dit geeft zijn kunstenaarschap extra belang.

En hiermee komen wij terug op de plaats waar het werk hangt, want niet alleen het Vellesan College, óók IJmuiden is een kunstwerk over zichzelf rijker.
Het zal na deze uiteenzetting niet verbazen dat van der Sterren dit schilderij altijd al heeft willen maken. Het werk verbeeldt een wereld die in zijn absurditeit een eigen schoonheid toont. Het is de ‘gelukkige schoonheid’ voor liefhebbers en het is juist die schoonheid voor hen die binding met het Vellesan College en IJmuiden hebben.
‘De Lange Nieuw’ mag dan wel niet de mooiste plek van Nederland of Europa zijn, als belangrijke straat in IJmuiden; het is wèl de toegangsweg tot de betoverende aanblik die wordt verbeeld in dit schilderij.

Ronald Ruseler

Zonder Titel 2004 - Gé-Karel van der Sterren, Vellesan College, Velsen 2004

boven